De bodemsanering is uitgevoerd. Wanneer is er wel of geen sprake van zorgplicht?
Om deze vraag te beantwoorden is het goed om eerst vast te stellen wat de zorgplicht na een sanering inhoudt.
Daarvoor kijken we kort naar de Wet bodembescherming (Wbb). In artikel 13 van die Wbb is de zorgplicht neergelegd. Deze bepaling verplicht bij bodemverontreiniging (dus ook grondwater) tot het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd. Deze zorgplicht geldt alleen voor zogenaamde 'nieuwe' bodemverontreinigingen. Dit zijn bodemverontreinigingen die op of na 1 januari 1987 zijn ontstaan.
Bodemsaneringen kunnen op twee manieren worden afgerond. De meest vergaande manier is als aantoonbaar alle verontreiniging is verwijderd. Dit moet worden aangetoond in de laatste controlemonsters van een sanering. Feitelijk moeten deze monsters van de bodem en het grondwater laten zien dat zowel bodem als grondwater schoon genoeg is volgens de geldende waardes. Als dat het geval is kan de sanering volledig worden afgerond en is er geen sprake van zorgplicht volgens de wet bodembescherming.
De minder vergaande manier is als er verontreiniging in de bodem achterblijft na sanering. We noemen dit restverontreiniging en komt in de praktijk regelmatig voor. Een oorzaak kan bijvoorbeeld zijn wanneer een verontreiniging ‘perceel overschrijdend’ is. Als eigenaar van een stuk grond waar bodemverontreiniging aanwezig is, ben je verantwoordelijk voor de sanering. De buurman van het perceel is dat niet per definitie.
Restverontreiniging komt echter vaker voor in het grondwater. Grondwater heeft de eigenschap dat het in de grond stroomt. Het water verplaatst zich en daarmee ook de eventueel nog aanwezige verontreiniging in het grondwater die niet verwijderd is tijdens de sanering. Om aan te tonen dat de grondwaterverontreiniging niet erger wordt is monitoring van het grondwater op verschillende plaatsen in het saneringsgebied noodzakelijk. Deze monitoring is de zorgverplichting die de Wbb voorschrijft.
Hopman en Peters heeft recent een volledige sanering afgerond op de Julianastraat in Veenendaal (https://www.hopmanenpeters.nl/uit-de-praktijk/van-verkennend-bodemonderzoek-naar-een-volledige-sanering). Omdat op deze locatie een restverontreiniging achterblijft in de bodem, moet er volgens de zorgplicht uit de Wbb grondwatermonitoring worden uitgevoerd. Hopman en Peters gaat deze monitoring uitvoeren. Er zullen enkele peilbuizen geplaatst worden die periodiek bemonsterd gaan worden. Ook zullen monsters genomen worden uit de drainage die wordt aangelegd. Door een gelijkmatige verdeling van de peilbuizen over de locatie kan het grondwater goed worden gemonitord.
Gedurende 1 jaar zal Hopman en Peters 3 keer een bemonstering uitvoeren (na 2 weken, na 26 weken en na 52 weken). Het grondwater zal onderzocht worden op minerale olie en vluchtige aromaten. Als uit de analyseresultaten blijkt dat in de genomen monsters geen overschrijding van de interventiewaarde wordt aangetoond, zal er sprake zijn van een stabiele eindsituatie en kan de sanering worden beëindigd. Er is dan door de eigenaar van de grond volledig voldaan aan de uitvoering van de zorgplicht.